Het Portugese bestuur over Ceylon. Portugal weer onafhankelijk; strijd om te overleven

Deel 21 Index

Hoofdstuk 1

Portugal weer onafhankelijk; strijd om te overleven

1.4 Het Portugese bestuur over Ceylon

Geschreven door Arnold van Wickeren

In zijn voorlaatste hoofdstuk (hoofdstuk XIV) hekelt Pieris de houding van de Portugezen tegenover de Singalese bevolking van Ceylon. Voorzover de vaak ingewikkelde en in een archaïsch Engels geformuleerde zinnen zich lieten vertalen, volgt hierna zijn ongezouten kritiek.

De jaren van vrede geven de Portugezen de gelegenheid het bestuur van het land enigszins op orde te brengen, maar een goed bestuur is ongeveer het laatste waarnaar hun aandacht uitgaat. Zij hebben in Sri Lanka een tevreden volk aangetroffen en een tamelijk welvarend land, met een regeringssysteem waarvan de gewoonten algemeen worden aanvaard. Het is droevig te bedenken dat de interventie van het meest ondernemende volk van Europa alleen maar chaos heeft voortgebracht. Uit de lange lijst van hooggeboren fidalgos die Portugal naar Ceylon heeft gezonden, kan moeilijk een naam uitgekozen worden van een verlicht staatsman of een zeer principieel bestuurder. Uitgezonderd voor de bewoners van de kust die het zaad van het christendom en de Portugese taal ontvangen hebben, welke verworvenheden de Portugezen overleefd hebben, is de Portugese tijd als een nachtmerrie voorbijgegaan. .

Uitgezonderd priesters is er geen Portugees naar Ceylon gekomen, of het nu ging om een ambtenaar, een soldaat of een handelaar, die zich ervan bewust is geweest dat hij tegenover het land een verplichting heeft. Of hij zich nu wel of niet in het land vestigt, hij beschouwt zijn aanwezigheid slechts als een manier om snel rijk te worden. De macht van de generaals is welhaast absoluut en gaat gepaard met de ernstigste misbruiken. Zware straffen onder het geringste voorwendsel, of met weinig of geen rechtvaardiging, gaan gewoonlijk gepaard met omstandigheden waarin ook sprake is van wreedheid. Ondanks dat de koning het tegenovergestelde beveelt, worden christenen vaak bij wijze van straf verkocht als slaven. De honderden dorpen werden onder de Singalese koningen gebruikt om dienaren in openbare dienst te bevoordelen en in het bijzonder om hen te belonen die goed werk geleverd hadden. Onder het Portugese regime vindt de verdeling niet plaats met het oog op het welzijn van de staat, maar om degenen tevreden te stellen die een of andere claim op de generaal hebben. Zelfs bevorderingen die koninklijke goedkeuring hebben ontvangen worden soms niet uitgevoerd.

Het openbaar bestuur is een poel van corruptie. Het bedrog dat wordt gepraktiseerd bij de verkoop van olifanten is algemeen bekend; en kaneel en kostbare stenen blijken niet minder fataal te zijn voor de integriteit van de generaals, wier handelsspeculaties zich uitstrekken van arecanoten tot boter. De diensten van de koninklijke pachters en het aanbod van de koninklijke dorpen, die van onschatbare waarde zijn voor de bewapening van de forten. Maar met de forten is ook veel mis. De affuiten waarmee het geschut kan worden verplaatst liggen veelal weg te rotten. In andere forten houden de manschappen zich bezig met de bouw van handelsvaartuigen voor de generaal. Ten slotte staan er op de lijsten van soldaten namen van overleden manschappen, wier soldij wordt verduisterd.

Onnodig te zeggen dat de lagere functionarissen het voorbeeld van de generaal volgen. Voor de Portugese Disawas, die de grote Singalezen van het type Samarakon en Navaratna zijn opgevolgd, vormt de oorlog slechts een voorwendsel om hun eigen zakken te vullen ten nadele van de koning en zij gaan door met het voeren van een levendige handel met de vijand. Er vindt zelfs handel met de vijand plaats terwijl er sprake is van oorlogshandelingen, waarbij zij bijdragen van arecanoten van alles en iedereen heffen. De vedores zijn soms eerlijke mannen, maar dat is niet vaak het geval. De grote dorpen die zij controleren houden hun huishouden in stand, zelfs als de patiënten in het hospitaal, voor wie zij verantwoordelijk zijn, op sterven liggen. Ook de factors zijn buitengewoon vindingrijk in het verzinnen van uitgaven in hun afrekeningen en zij verduisteren de zaken die zij van de koning willen kopen, waarbij zij zelf de prijs bepalen. De ouvidores of judges zijn zelden mannen met een toereikende opleiding en gunstige rechterlijke uitspraken zijn te koop. De kringen van de maralleiros varen wel bij het afpersen van dorpelingen door hun in de dorpen wonende companen, terwijl de maralleiros zelf, gebruikmakend van onderdrukkende onderzoeks-methoden die ontleend zijn aan de oppositie, iedere gelegenheid aangrijpen om een tot armoede vervallen bevolking, wier eigendommen uit weinig meer bestaan dan hun gereedschap, te straffen. Zelfs bij de hoogste gerechtshof, wiens werkzaamheden worden gecontroleerd door zijn secretarissen, kan niets worden opgelost zonder omkoping.

In militaire kringen is het weinig beter gesteld. De capitães van wie verwacht wordt dat zij de soldaten van voedsel voorzien, beroven hen van hun rijst, evenals van een deel van hun soldij, dat zij met lange onregelmatige tussenpozen ontvangen. De soldaten ontwikkelen zich tot struikrovers en zij plunderen het platteland totdat hele dorpen door hun inwoners worden verlaten. Meer dan eens heeft men kunnen zien dat het tot wanhoop gedreven leger gedwongen was te gaan muiten. De forten bezitten geen fatsoenlijke garnizoenen, noch worden zij adequaat bevoorraad met voedsel en ammunitie, hun opslagplaatsen worden leeggehaald en hun borstweringen zijn tot ruïnes vervallen; en dat alles terwijl de havens zorgvuldig worden bewaakt om te verhinderen dat klachten Goa bereiken.

De dorpen die in handen zijn van religieuze orden zijn een bron van veel zorgen. De dorpen die door Dharmapala’s Sannas aan de franciscanen zijn geschonken, worden teruggenomen door de Kroon, totdat vaststaat dat kosten om de orde met geld uit de schatkist te steunen buitensporig zijn. En de dorpen worden teruggegeven om weer te worden teruggenomen en weer te worden teruggegeven, volgens de dringendheid van de opbrengsten. Op dezelfde manier worden de jezuïeten beroofd van het schiereiland Kalpitiya, dat zij met succes hebben geëxploiteerd. De regering kan zelfs geen dorp sparen voor het eeuwigdurend lezen van Heilige Missen voor de zielenrust van Dharmapala en voor het onderhoud van de kapel waarin hij is begraven. Er is helaas geen reden eraan te twijfelen dat de kloosterorden het slachtoffer zijn geworden van dezelfde degeneratie die zich in Goa heeft gemanifesteerd. Zij houden zich bezig met de onderdrukking van de dorpelingen, met hun gevangenneming, bestraffing en afranseling en zij weigeren hen te begraven als daarvoor niet van tevoren is betaald. Hun verdediging is dat wat zij in de regel doen, in het belang is van de religieuze discipline en dat de maatregelen die zij treffen naar behoren zijn goedgekeurd. In ieder geval, redeneren zij triomfantelijk, kan niemand hen beschuldigen van oneerlijkheid, diefstal en onderdrukking, wat de gedragingen van de ambtenaren als klasse kenmerkt. Dat de geschillen tussen de burgerlijke en de religieuze autoriteiten een erg slechte invloed hebben op de kerstening door de Portugezen in Ceylon, die onverschillig staan tegenover kerkelijke zaken, kan hun maar weinig schelen.

“Behandel de inheemsen met rechtvaardigheid en vriendelijkheid,” heeft de koning op 12 januari 1607 aan zijn onderkoning geschreven, want het veroveringswerk zal met deze middelen beter vlotten dan door wapengeweld. De geest waarin zijn officieren in het Oosten hun meesters opdrachten uitvoeren, hebben we gezien. “Bij de dood van de Koning, de Heer Dom João Dharmona Pala Asthana, Emperor of Cota, toen de Heer Dom Jerónimo de Azevedo toetrad tot de regering van het Empire in de naam van Zijne Majesteit, bij de Cortes die is gehouden te Malwana om onze eigen wetten, waaronder wij verkozen hebben te leven, is de belofte afgelegd deze wetten te gebruiken en te handhaven omdat zij menselijk en vriendelijk zijn. Het was met behulp van deze wetten dat onze koningen ons geregeerd hebben en ons welzijn 2.200 jaar en meer hebben bevorderd, gedurende de tijd dat onze inheemse vorsten over ons eiland hebben geregeerd.” Dit zijn de openingswoorden van de eerste paragraaf van een petitie die in 1636 door de Singalezen is aangeboden aan Diogo de Melo. De belofte daarin verwijst ernaar dat dit de voorwaarde was waaronder de Singalezen de Koning van Spanje en Portugal hebben aanvaard als de Koning van Ceylon, maar de bewoordingen van die belofte zouden niet beter begrepen kunnen worden door de Portugese ambtenaren, dan die waarmee Portugal de Spaanse koning Felipe IV erkent als zijn koning Filipe III.

De wetten van de Singalezen zijn gewoonlijk wetten die zijn gebaseerd op bepaalde brede principes van rechtvaardigheid. Zij zijn gevormd in de loop van vele eeuwen en zij zijn gesanctioneerd door de stilzwijgende goedkeuring van de bevolking. Een Wetboek, zoals men die in Byzantium kent, is bij de Singalezen onbekend en de rechtsbedeling vindt mondeling plaats door degenen die daarmee belast zijn. Op hun beslissingen staat beroep open bij de koning, ofschoon de wet wordt geacht boven de koning te staan en er zijn gevallen bekend waarbij de koning zelf beboet is door zijn eigen gerechtshoven. Het is waarschijnlijk te wijten aan hun volkomen onverschilligheid voor alles wat te maken heeft met de welvaart van de bevolking, dat de Portugezen, toen zij verantwoordelijk werden voor de handhaving van deze wet, faalden bij het nemen van elke stap om de wet op papier te zetten. Zolang als de Mohottiars, die hebben behoord tot de gerechtshoven van Jayawardhana Pura en Sitawaka, nog leefden om de Portugezen met hun kennis te ondersteunen en zolang grote Singalese edellieden president van de tribunalen waren, kwamen de rechten van de bevolking niet in gevaar; maar als een vreemdeling zonder voldoende kwalifikaties, nog afgezien van een volkomen gebrek aan kennis en behept met onbeperkte gierigheid, in de plaats treedt van de inheemse rechter, en hem wordt toegestaan zoveel autoriteit uit te oefenen als hij zichzelf verkiest toe te kennen, kan men zich de gevolgen daarvan voorstellen.

De hoeksteen van de structuur van het Singalese sociale leven is de kaste, een woord dat voor de Europeaan een enigszins kwade bijbetekenis heeft verworven. Het is waarschijnlijk niet overdreven te beweren dat in de periode vanaf het midden van de 17e eeuw er geen Singalees kan worden gevonden die het kastensysteem niet als een essentiële factor in een goed georganiseerde staat beschouwt. Men dient zich goed te realiseren dat de Singalezen geen commercieel volk zijn, dat zij geen buitenlandse politiek bedrijven en dat zij volslagen onverschillig staan voor alles wat zich buiten hun eigen land voordoet. Men dient zich ervan bewust te worden dat de monarchie die op Ceylon de overhand heeft die enige vorm van bestuur is die de Singalezen zich kunnen indenken en dat er voldoende grond aanwezig is voor iedereen, gelet op de heersende levensstandaard. Datgene waar iedereen naar streeft is tevredenheid en het in Ceylon heersende systeem slaagt erin velen tevreden te doen zijn.

De belemmeringen die het kastensysteem creëert zijn in hoofdzaak sociaal. En sociaal onderscheid onder verschillende benamingen heeft onder alle volkeren en in alle tijden bestaan en is van geringe betekenis in het leven van een natie. De werkelijke vraag is hoe het systeem erin slaagt de meest intelligente mensen te mobiliseren tot voordeel van het land; en ofschoon ‘kaste’ niets te maken heeft met de erkenning van verdiensten van de soldaat en de bekwame arts en de artist verzekerd zijn van hun beloning, deze vraag laat zich maar op een manier beantwoorden. Dankzij de verspreiding van Europese opvoeding wordt dit meer en meer dagelijks bereikt en als Ceylon nog eens tweehonderd jaar verder is zal dit waarschijnlijk bereikbaar zijn voor alle Singalezen.

De Portugezen hebben geen weet van de verschillen die door de bevolking van het land gekoesterd worden, niet omdat zij gekant zijn tegen het begrip ‘kaste’ als zodanig, maar omdat dit onderscheid in de weg staat bij de bevrediging van hun eigen hebzucht. De toewijzing van dorpen heeft hen geplaatst in een positie waarbij zij de controle uitoefenen over grote aantallen afhankelijken, wier diensten strikt geregeld worden door gewoonten, overeenkomstig hun sociale positie; en zij gaan door hun gezag in te zetten met roekeloze verontachtzaming van alle bestaande vooroordelen, en op een wijze die wordt gekenmerkt door grote onderdrukking en tirannie.

Iemand van hoge geboorte kan zijn aandeel verrichten in ieder agrarisch werk, maar hij mag daarbij geen last dragen. Die taak is toevertrouwd aan de laagste kasten en daarom, ofschoon het gebruik van de palanquin een voorrecht is geweest dat altijd bewaakt is met de grootste jaloezie, wordt het dragen van een draagstoel tevens beschouwd als een van de meest vernederende taken waartoe een mens veroordeeld kan worden. Nu beroept echter iedere Portugees zich op het recht er een palanquin op na te houden en worden bijgevolg mensen uit alle rangen verplicht als dragers op te treden. De vernedering die wordt opgelegd aan mensen uit hogere rangen is intens en de vernedering wordt nog verzwaard als de dienaren van Portugezen stammend uit lagere kasten voor zich hetzelfde privilege opeisen. Er zijn gevallen bekend waarbij ongelukkige personen zich liever aan de dood onderwierpen dan zulk een schande te ondergaan.

Op gelijke wijze worden alle kasten zonder onderscheid verplicht te helpen bij de bouw van huizen die een belangrijke plaats innemen in de Portugese sociale ambities, huizen die, niet onnatuurlijk, vaak worden gemarkeerd voor vernietiging in het geval van opstanden. Dit is weer de plicht van een speciale kaste, die als tegenprestatie voedsel dienen te ontvangen, hoewel de Portugezen nooit denken aan de nakoming van hun deel van het contract. Als landheren hebben zij er recht op bereid voedsel van hun huurders te ontvangen als zij hun dorpen bezoeken en zij buiten de situatie uit door lange tijd te blijven, tezamen met hun gezinnen en hun talrijke dienaren. Bij hun vertrek vinden de pachters hun voorraden uitgeput en lijden zij zelf al enige tijd honger. De situatie is nog slechter als een of andere Vidane of opzichter van lage geboorte permanent in een dorp verblijft om de belangen van de landheer in de gaten te houden.

Als de rijst op de velden van de landheren rijp is om te worden geoogst en te worden verdeeld tussen hem, de pachter en de verschillende partijen die volgens de gewoonte recht hebben op een deel, komt de agent van de landheer die enige dagen wordt ingekwartierd bij de pachter, gedurende welke tijd de gastheer tegen wil en dank verplicht is hem overvloedig van voedsel te voorzien. Het aandeel van de landheer wordt afgescheiden. Voor dit doel wordt een speciale ruime maat gebruikt, wanneer rijst wordt verkocht voor rekening van de landheer wordt een krappere maat gebruikt. De fruitbomen van de pachter, die hem voorzien van een groot deel van zijn voedsel, worden genadeloos omgekapt als zijn Portugese landheer balken nodig heeft, en de opbrengst van zijn tuin en zijn kudde wordt door de landheer genomen om te verkopen, tegen door de laatste vastgestelde prijs.

Gedurende de tijd dat er een arecanotenboom groeit, is de pachter verplicht de noten te bewaren voor zijn landheer en als de noten-boom onvoldoende vruchten voortbrengt, dient de pachter zijn geringe notenoogst aan te vullen door elders noten bij te kopen en zijn aankoop zelf naar zijn boerderij te vervoeren. Voor dit doel is de pachter soms dagen onderweg. En als hij een voldoende grote hoeveelheid heeft gekocht, ontvangt hij daarvoor uiteindelijk ongeveer een kwart van de marktwaarde. Om aan zijn verplichtingen tegenover zijn landheer te kunnen voldoen zien pachters zich soms gedwongen zichzelf in onderpand te geven of hun kinderen te verkopen en er is zelfs een geval bekend waarin een Portugees een van zijn pachters heeft gekruisigd, omdat deze niet aan zijn verplichtingen kon voldoen. Bovenop hetgeen de landheer van de pachter verlangt, staat zijn agent er vaak op dat de pachter bovendien nog twintig procent levert aan hem persoonlijk.

De Chaliya kaste, die van de kaneelpellers, staat bloot aan speciale onderdrukking en wel zodanig dat hele dorpen op de vlucht slaan. Van hen wordt verlangd dat zij zolang werken dat zij geen tijd over-houden om voor henzelf voedsel voort te brengen en als gevolg daarvan geraken zij in een situatie waarin zij zijn gedwongen te bedelen.

De greep van de Portugezen op hun bezittingen zou nooit kunnen worden gehandhaafd zonder de hulp van inheemse troepen, want dankzij hun inspanningen, hebben de Portugezen tijdens hun operaties van hun troepen voldoende aanbod van levensmiddelen. Hun lichtvoetigheid en de soepelheid van de ledematen van de lascarins maken hen onmisbaar in de guerilla-strijd en de koning betoogt herhaaldelijk dat al het mogelijke zal worden gedaan om hen tevreden te houden met het Portugese bestuur. Niettemin worden zij op dezelfde zorgeloze wijze behandeld als de andere inheemsen: hun dorpen worden van hen afgenomen onder het geringste voorwendsel; er worden maar weinig voorzieningen getroffen voor de familieleden van gesneuvelde of aan ziekten gestorven lascarins; zij worden op alle mogelijke manieren aan het werk gehouden, waartoe zij niet wettelijk verplicht zijn; en als zij zich in het veld bevinden, staan hun vrouwen bloot aan de brutale lusten van het Portugese soldatenvolk.

Onder het Singalese gewoonterecht kunnen lijfstraffen door geseling alleen worden opgelegd door een speciaal bevel daartoe van de koning, maar iedere Portugees stelt zich voor koning te zijn over zijn eigen dorp. De eigenmachtige behandeling van de inheemsen van het land is temeer schadelijk omdat de Singalees intens gevoelig is voor zijn waardigheid. De manieren van een gentleman zijn voor hem natuurlijk en mensen van lage afkomst spreken niet minder correct dan zij die afkomstig zijn van hoge geboorte. De eigenaardigheden die er in andere landen toe hebben geleid dat de gesproken taal van mensen die geen ontwikkeling hebben genoten afwijkt van de taal van ontwikkelde mensen, hebben op Ceylon nooit overheerst. “De gewone boer en echtgenoot spreken elegant. In hun spreken is de bevolking stoutmoedig zonder driest te zijn. Hun taal zelf wemelt van de nuances die de verschillende sociale onderscheiden markeren, en de wijze waarop de Portugezen zich tegenover de bevolking gedragen is zodanig dat alle klassen zich vernederd voelen. In een woord, alles wat de Portugezen hebben bereikt is dat zij zich volkomen hebben vervreemd van alle klassen van de bevolking.

1.5 De hervatting van de strijd en de val van Colombo

About Marco Ramerini

I am passionate about history, especially the history of geographical explorations and colonialism.
x

Check Also

De Malediven. Expansie van het Império Português (1515-1521)

Deel 6 Index Hoofdstuk 7 Expansie van het Império Português (1515-1521) 7.1 De Malediven Geschreven door Arnold van ...