Hoofdstuk 5
De Atlantische eilanden
5.2 De ontdekking en kolonisatie van de Azoren
Geschreven door Arnold van Wickeren
Portugese zeelieden hebben ervaren dat zij, als zij van Madeira of van de Canarische eilanden terugkeren naar Portugal, ervoor moeten zorgen niet te ver naar het westen te varen, waartoe zij geneigd zijn om Castiliaanse piraten te ontwijken. Zij komen dan in wateren met ongunstige winden. Houden zij echter eerst een noordwestelijke koers aan, dan kunnen zij profiteren van de westenwind om snel naar huis te zeilen. Zodoende neemt kapitein Diogo de Silves, een dienaar van koning João I, in 1427 de twee meest oostelijk gelegen Azoren-eilanden waar. Hij ziet eerst Santa Maria en daarna São Miguel. Op dezelfde reis ontdekt hij wellicht ook nog de vijf centraal gelegen Azoren-eilanden. In feite is sprake van een herontdekking, omdat de Archipel in de 14e eeuw al bij toeval is ontdekt. Vermoedelijk heeft Silves de ligging van de door hem waargenomen eilanden niet goed kunnen aangeven; tussen 1427 en 1431 draagt Henrique Gonçalo Velho Cabral namelijk op om de `verre eilanden’ die staan aangege-ven op portolani van de Atlantische Oceaan te gaan ontdekken. De Azoren of Açores (haviken) zijn reeds in 1381, zij het vaag, in kaart gebracht. Slechts het eiland San Zorzo, ook wel San Giorgio, is met name genoemd. Cabral, die met twee schepen uit Lagos vertrekt, heeft onwaarschijnlijk veel geluk; hij vaart rechtstreeks naar de Formigas-rotsen (formigas = mieren), die de uiterste voorposten van de Azoren vormen. Daarna laat het geluk hem in de steek. Ondanks dat hij een groot deel van de Atlantische Oceaan afzoekt, neemt hij geen eilanden waar en keert hij mismoedigd naar Lagos terug. Het jaar daarop wordt hij door Henrique opnieuw erop uitgestuurd. Hij ziet op Maria Hemelvaart een eiland dat hij Santa Maria doopt. De jaartallen van ontdekking of herontdekking van de overige Azoren-eilanden zijn niet bekend. Zij zouden de een na de ander min of meer toevallig ontdekt zijn door Portugese zeevaarders die zich zeilend op de Atlantische Oceaan ver naar het westen hebben gewaagd. Uit een koninklijke brief van regent Pedro, gedateerd 2 juli 1439, blijkt dat, behalve Santa Maria en São Miguel, de vijf centraal gelegen eilanden ontdekt zijn. Zij ontvangen de namen: Terceira (officieel: Nosso Senhor Jesus Cristo), São Jorge, (voorheen San Giorgio), Pico (officieel: São Luis) en Faial (voorheen: São Dinis). De Italiaanse naam Graciosa wordt gehandhaafd. In het begin van de jaren dertig brengen de Portugezen, vooruitlopend op kolonisatie, schapen en andere huisdieren over naar Santa Maria en São Miguel; maar er worden weinig pogingen ondernomen de Azoren te koloniseren. In 1439 machtigt Pedro zijn broer Henrique de onbewoonde Azoren, die een uitstekend klimaat hebben, te bevolken en in 1443 zegt hij eventuele kolonisten vrijstelling van belasting toe. De Azoren zullen, evenals Madeira en Porto Santo en met hetzelfde doel, in leen worden gegeven aan de Orde van Christus. In de jaren veertig wenst Pedro echter zelf een aandeel in de onderneming. Hij wil het grootste eiland, São Miguel, waarop zich in 1444 de eerste kolonisten vesti-gen, voor zich te behouden. Het begin van de echte kolonisatie ligt in 1445. Onder leiding van Gonçalo Velho Cabral, vestigen zich vanaf dat jaar Portugese kolonisten op Santa Maria en São Miguel. Cabral wordt capitão van Santa Maria. De kolonisten op de Azoren mogen, evenals die op Madeira, belastingvrij waren naar Portugal uitvoeren. In 1447 besluit Pedro, die nog meer belangstelt in de Azoren dan Henrique, de economie van de Azoren te stimuleren. Op 20 april ontvangt Pedro van zijn neef Afonso V vrijstelling van belasting (een tiende gedeelte van de waarde) op importen van São Miguel uit Portugal, `opdat São Miguel goed bevolkt zal geraken.’ De kolonisatie van de Azoren wordt aangemoedigd, zoals blijkt uit het geval van ene Pedro de Porto, die na zes jaar ballingschap mag terugkeren, mits hij zich daar vestigt. In 1448 eindigt Pedro’s regentschap en bestijgt Afonso V de troon. De kolonisatie van São Miguel stokt als Pedro in 1449 overlijdt. Voor Henrique is de wisse-ling van de macht aanleiding om naar herbevestiging van zijn rechten in de Azoren te streven. Op 25 februari 1449 hernieuwt de koning Henriques privileges en op 10 maart herstelt hij hem in de rechten die hem al in 1439 waren verleend. Omdat er in Portugal weinig animo is voor emigratie naar de Azoren, worden in 1450 twee Vlamingen aangesteld tot capitão van de grootste capitanias. Zij nemen zoveel landgenoten mee, dat er in 1490 op Terceira, Pico, Faial, São Jorge en Flores tezamen al meer dan 2000 Vlamingen wonen. Daarom worden de Azoren jarenlang op kaarten aangeduid als `De Vlaamse eilanden.’ In 1452 ontdekt Diogo de Teive de twee westelijk gelegen eilanden Corvo (van Corvi Marini) en Flores (bloemen).
Op 22 augustus 1460 draagt Henrique de eilanden, Terceira en Graciosa, over aan zijn neef Fernando, de jongere broer van Afonso V en de vader van de latere koning Manuel. Koning Afonso stemt hiermee in op 2 september van dat jaar. Aan Fernando is al in 1457 het bezit toegestaan van alle eilanden die hij `mocht ontdekken.’ Nadat Henrique op 13 november 1460 overleden is, blijkt Fernando zijn belangrijkste erfgenaam te zijn. Afonso V geeft zijn broer op 3 december van dat jaar de Azoren, evenals de Madeira-archipel en de inmiddels voor Cabo Verde ontdekte eilanden Santiago, Fogo, Maio, Boa Vista en Sal. (Op 19 september 1462 ontvangt Fernando ook de westelijke Kaapverdische eilanden), met `inkomen, belas-tingen en jurisdictie…..zijnde de rechten die Dom Henrique voor hem heeft bezeten.’ Alleen Corvo wordt in leen gegeven aan de hertog van Bragança. Pas in de jaren zestig worden Terceira, Graciosa, Faial en Pico bevolkt en verdeeld in capitanias. Evenals Madeira leveren de Azoren houtproducten en delfstoffen, terwijl er vooral gevist wordt voor lokale consumptie. Na 1470 worden vee en tarwe uitgevoerd. Voor de productie van suiker is het klimaat onge-schikt, zodat er maar weinig slaven naar de Azoren worden gebracht.
6.0 Ontdekkings- en handelsreizen naar Afrika in de jaren 1443-1447; de eerste zwarte slaven