De Azoren. De Atlantische eilanden

Deel 6 Index

Hoofdstuk 1

De Atlantische eilanden

1.2 De Azoren

Geschreven door Arnold van Wickeren

De ontdekking van de onbewoonde Arquipélago dos Açores is maar ten dele bekend en strekt zich uit over een periode van 25 jaar. Het meest zuidelijk gelegen eiland Santa Maria en vermoe-delijk ook het grootste eiland São Miguel zijn in 1427 herontdekt door Diogo de Silves. Vijf andere eilanden: Terceira, São Jorge, Pico, Faial en Graciosa zijn bij verschillende gelegenheden in het volgende decennium ontdekt. De vulkanische archipel dankt zijn naam aan de door de zeelieden op rotsen waargenomen vogels, die zij voor Açores (havikken) hebben aangezien; in werkelijkheid ging het om milhafres (wouwen).

De ver in de Atlantische Oceaan gelegen eilanden vormen een natuurlijk vertrekpunt voor ontdekkingstochten naar de Nieuwe Wereld. In 1452 vertrekken Diogo de Teive en de uit Palos afkomstige Pedro Velasco van het Azoren-eiland Faial. Zij zeilen 150 leguas naar het zuidwesten, zonder iets te ontdekken. Op de terugweg naar Faial ontdekken zij de meest westelijk gelegen Azoren-eilanden Flores en Corvo. Daarmee is de gehele Archipel bekend (zie deel II, pag. 135). Het tweetal zeilt opnieuw uit, nu naar het noordwesten. Jaime Cortesão houdt het voor mogeijk dat zij op die tocht Newfoundland hebben ontdekt. In 1474 zeilen João Vaz Corte-Real en Álvaro Martins Homem eveneens vanaf de Azoren naar de noordelijke Atlantische wateren en ontdekken Terra dos Bacalhaus (Kabeljauwland), thans Newfoundland (zie deel II, pag. 136). De Azoren zijn nog in een ander opzicht van maritiem belang. Bij het bevaren van de Atlantische Oceaan blijkt al snel dat schepen, die vanuit de Golf van Guinée op de terugweg zijn naar Portugal, er verstandig aan doen niet tegen de wind in langs de kust van West-Afrika naar het noorden te zeilen, maar over te steken naar de Azoren, om vandaar voor de wind naar Portugal te varen. Vanzelfsprekend kunnen schepen op deze route zonodig water en vers voedsel op een Azoren-eiland

innemen, of er zieke bemanningsleden achterlaten. Een voor-beeld van dit laatste doet zich voor in 1499, als Vasco da Gama zijn doodzieke broer Paulo in Angra op Terceira achterlaat. Met specerijen geladen kraken uit Indië, schepen met suiker van de Kaapverdische eilanden en São Tomé, karvelen met malagueta of paradijskorrels (zie deel II, pag. 115) uit Guinée of goud van de Minakust en tenslotte schepen uit Brazilië, die aanvankelijk vooral brazielhout vervoeren, vormen op weg van de Azoren naar Portugal een begeerd doel voor piraten. Tegen 1520 jagen Franse piraten zo fanatiek op Portugese koopvaarders, dat vanaf dat jaar jaarlijks een eskader karvelen naar het eiland Terceira gezonden wordt om de thuisvarende schepen te escorteren.

Ofschoon de Azoren vruchtbaar zijn en een mild klimaat hebben, komt de kolonisatie maar langzaam op gang. Tegen 1439, of wellicht pas in 1445 (zie Deel I) vertrekken de eerste kolonisten, gezinnen uit Estremadura, Alto Alentejo en de Algarve, naar Santa Maria en São Miguel. Zij staan onder leiding van Gonçalo Velho Cabral, beoogd capitão van Santa Maria, Het begin van de kolonisatie van de overige eilanden, met uitzondering van het zeer afgelegen Flores en het bovendien kleine Corvo, begint eerst in de jaren zestig van de 15e eeuw. Het laatste eiland dat bevolkt wordt is Graciosa. Dankzij de inspanningen van de capitães Pedro Correia en Vasco Gil Sodré vestigen zich aan het begin van de 16e eeuw kolonisten op dit eiland. Omdat de animo onder de Portugese bevolking zich op de Azoren te vestigen gering is, wordt de komst van andere Europeanen naar de eilanden aangemoedigd. Er vestigen zich Genuese kooplieden, terwijl het aantal Vlaamse immigranten zo groot is, dat de Azoren nog lange tijd op kaarten als de `Vlaamse eilanden’ betiteld worden. Een zekere rivaliteit tussen de capitães op de verschil-lende eilanden bevordert hun bloei. Terwijl er in 1450 nog geen enkele vila is, bedraagt het aantal vilas rond 1500 al ten minste vijf: Terceira (2), São Miguel (2) en São Jorge (1). Vijftig jaar later

zal het aantal vilas gestegen zijn tot twaalf: São Miguel (5), Terceira (3), São Jorge (3) en Graciosa (1). Bovendien zijn Angra op Terceira (thans Angra do Heroísmo) en Ponta Delgada op São Miguel uitgegroeid tot steden. Zij erven het model van de gemeentelijke organisatie van Lissabon. Het gunstig gelegen Ponta Delgada op São Miguel, nog steeds de hoofdstad van de Azoren, heeft al snel de oorspronkelijke hoofdplaats Vila Franca do Campo overvleugeld. Vila Franca wordt bovendien in 1522 door een aardbeving verwoest.

Aanvankelijk exporteren de Azoren houtproducten en blauwe en paarse kleurstoffen voor de textielindustrie. Nadat gebleken is dat graan uitstekend wast en dat de opbrengst van suikerriet tegen-valt, ontwikkelen de Azoren zich tot een echte graanschuur. Het graan wordt niet alleen geëxporteerd naar Portugal, dat daaraan een chronisch tekort heeft, maar ook naar Marokko. In 1506 worden de Portugese forten in Azamor, Mazagão, Safi en Agadir van graan uit de Azoren voorzien. In 1534 vindt Eugenius IV de Azoren belangrijk genoeg om het diocees Angra te stichten. Het omvat alle negen eilanden, waarover de jurisdictie aan de bisschop van Funchal ontnomen wordt.

1.3 De Kaapverdische eilanden (en Opper-Guinée).

About Marco Ramerini

I am passionate about history, especially the history of geographical explorations and colonialism.
x

Check Also

Ceylon. Expansie van het Império Português (1515-1521)

Deel 6 Index Hoofdstuk 7 Expansie van het Império Português (1515-1521) 7.2 Ceylon Geschreven door Arnold van ...